7 november 2023 Bekijk online
RULINGS&POLICY
Ontsluit rulings & kennisgroepstandpunten

Deze week 7 nieuwe kennisgroepstandpunten.

 

Kennisgroepstandpunten #1 en #2 gaan allebei over de impact van een HR-uitspraak over de verhuurderheffing. De eerste gaat over de toepassing van de foutenleer, de tweede over of sprake is van nieuwe jurisprudentie in het kader van paragraaf 23, achtste lid, onderdeel b, van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht ("Ambtshalve verminderen of teruggeven").

 

Standpunt #3 gaat over hoe artikel 5.5 Wet open overheid ("Verstrekking van informatie die de verzoeker betreft") zich verhoudt tot artikel 67 AWR ("Geheimhouding").

 

Standpunten #6 en #7 gaan over de dividendbelasting. Het zesde standpunt gaat over teruggave dividenbelasting ten aanzien van aangewezen internationale organisaties, wanneer deze een belang indirect houden via een hybride lichaam (non-transparant vanuit Nederland). Het zevende standpunt over een zusjesherstructurering via een natuurlijk persoon en of er sprake is van dividendstripping (niet dus).

 

Dank voor het lezen!

Winstbepaling

#1

 

Aanleiding: De verhuurderheffing is sinds invoering in 2013 een belasting op sociale huurwoningen van verhuurders die meer dan 50 sociale huurwoningen bezitten.

 

Een verhuurder die meer dan 50 sociale huurwoningen bezit komt eventueel in aanmerking voor de Regeling Vermindering Verhuurderheffing. De verschuldigde verhuurderheffing is aftrekbaar bij de bepaling van de verschuldigde vennootschapsbelasting.

 

De Belastingdienst stond op het standpunt dat de heffingsvermindering van de verhuurderheffing in mindering moest worden gebracht op de in aftrek te brengen verhuurderheffing.

 

De Hoge Raad heeft echter op 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1036, beslist dat de bruto verhuurderheffing aftrekbaar is van de vennootschapsbelasting. De heffingsvermindering moet blijkens r.o. 3.3.5 worden gezien als een objectsubsidie die (r.o. 3.4) moet worden afgeboekt op de boekwaarde (in dit geval: de voortbrengingskosten) van de huurwoningen.

 

Belanghebbende heeft overeenkomstig het standpunt van de Belastingdienst de heffingsvermindering verhuurderheffing in mindering gebracht op de verschuldigde verhuurderheffing en het netto bedrag in aftrek gebracht bij het bepalen van de verschuldigde vennootschapsbelasting. Gezien de uitspraak van de Hoge Raad wil belanghebbende door toepassing van de foutenleer de heffingsvermindering verhuurderheffing afboeken op de boekwaarde van de huurwoningen.

 

Vraag: Is de foutenleer in dit geval van toepassing?

 

Antwoord: Ja, de foutenleer is van toepassing. Het oordeel van de Hoge Raad dat de heffingsvermindering verhuurderheffing is aan te merken als een objectsubsidie maakt dat de balans van belanghebbende die dit niet op deze wijze heeft verwerkt onjuist is. Deze balansfout kan worden hersteld door toepassing van de foutenleer in het laatst openstaande jaar.

 

Lees het kennisgroepstandpunt.

Formeel recht

#2

 

Aanleiding: De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1036, voor de heffing van vennootschapsbelasting geoordeeld dat de heffingsvermindering van de verhuurderheffing naar haar aard en strekking een objectsubsidie is die moet worden afgeboekt op de boekwaarde van het betreffende object. Dit brengt mee dat bij de winstberekening het brutobedrag van de verhuurderheffing aftrekbaar is.

 

Tot dit arrest van de Hoge Raad was het standpunt van de Belastingdienst dat de heffingsvermindering van de verhuurderheffing een exploitatiesubsidie is die voor de fiscale winstberekening in mindering moet worden gebracht op de verhuurderheffing.

 

Naar aanleiding van dit arrest is de vraag opgekomen of een aanslag ambtshalve kan worden verminderd of dat dit niet mogelijk is omdat er sprake is van nieuwe jurisprudentie zoals bedoeld in paragraaf 23, achtste lid, onderdeel b, van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht (hierna: BFB). Om deze vraag zo duidelijk mogelijk te kunnen beantwoorden, gaat de kennisgroep ervan uit dat het gaat om een aanslag waarbij de laatste dag waarop bezwaar gemaakt kon worden tegen deze aanslag op 7 juli 2022 was. Op 8 juli 2022, om 00:00 uur is de aanslag derhalve onherroepelijk geworden.

 

Vraag: Kwalificeert het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1036, in dit geval als nieuwe jurisprudentie zoals bedoeld in paragraaf 23, achtste lid, onderdeel b, van het BFB?

 

Antwoord: Ja, want het arrest van 8 juli 2022 is gewezen nadat de belastingaanslag (op 8 juli 2022, 00.00 uur) onherroepelijk is geworden. Het onderdeel “nieuw” van het begrip “nieuwe jurisprudentie” ziet op het moment waarop de jurisprudentie wordt gewezen.

 

Lees het kennisgroepstandpunt.

#3

 

Aanleiding: Artikel 5.5 van de Wet open overheid (hierna: Woo) biedt aan een natuurlijke of rechtspersoon de mogelijkheid om te verzoeken om verstrekking van op hemzelf betrekking hebbende informatie. Als een verzoek gehonoreerd wordt, dan wordt alleen aan de verzoeker zelf de informatie verstrekt. Onder de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) was die mogelijkheid van beperkte openbaarmaking er niet. Binnen de Belastingdienst is de vraag opgekomen hoe artikel 5.5 Woo zich verhoudt tot artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).

 

Vraag: Stuit een verzoek op grond van artikel 5.5 Woo af op artikel 67 AWR?

 

Inkomstenbelasting niet-winst

#4

 

Aanleiding: Een 43-jarige vrouw ondergaat in verband met verminderde vruchtbaarheid een in-vitro-fertilisatie (hierna: IVF) behandeling. Bij deze IVF-behandeling zijn de embryo’s ingevroren die niet zijn gebruikt. Dit worden cryo-embryo’s genoemd. Op enig moment krijgt de vrouw na een doorgaande zwangerschap[voetnoot 1] een terugplaatsing van een cryo-embryo.

 

Vraag: Zijn de kosten van de terugplaatsing van een cryo-embryo bij een vrouw van 43 jaar of ouder aftrekbaar als uitgaven voor specifieke zorgkosten?

 

Antwoord: Voor de beantwoording van deze vraag is het van belang of voorafgaand aan de terugplaatsing van een cryo-embryo sprake is geweest van een doorgaande zwangerschap.

 

Indien geen sprake is geweest van een doorgaande zwangerschap vóór de terugplaatsing van de cryo-embryo’s, wordt de terugplaatsing als een IVF-poging aangemerkt. Afhankelijk van de leeftijd van de belastingplichtige en het aantal IVF-pogingen kan de terugplaatsing worden vergoed door de zorgverzekeraar en zullen de uitgaven niet op de belastingplichtige drukken. In dat geval zijn de kosten van terugplaatsing van een cryo-embryo niet aftrekbaar als uitgaven voor specifieke zorgkosten. Wanneer de kosten van de terugplaatsing niet worden vergoed omdat de vrouw ten tijde van de start van de IVF-poging 43 jaar of ouder is, zijn de kosten van terugplaatsing – wanneer geen sprake is geweest van een doorgaande zwangerschap - alsnog niet aftrekbaar als uitgaven voor specifieke zorgkosten, omdat uitgaven voor IVF voor een vrouw die ten tijde van de behandeling 43 jaar of ouder is, op grond van artikel 39a, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: URIB 2001) van aftrek zijn uitgesloten.

 

Indien wel sprake is geweest van een doorgaande zwangerschap vóór de terugplaatsing van de cryo-embryo’s valt de terugplaatsing onder de aanspraak vruchtbaarheidsgerelateerde zorg. Tot de leeftijd van 43 jaar wordt vruchtbaarheidsgerelateerde zorg (onder voorwaarden) vergoed door de zorgverzekeraar en zullen de uitgaven ook niet op de belastingplichtige drukken. Vanaf de 43-jarige leeftijd bestaat geen recht meer op vergoeding vanuit de Zorgverzekeringswet. Op basis van de tekst van artikel 39a, onderdeel a, URIB 2001 valt vruchtbaarheidsgerelateerde zorg voor een vrouw die ten tijde van de behandeling 43 jaar of ouder is, niet onder de uitsluiting van aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten. De kosten voor de terugplaatsing van de cryo-embryo’s na een doorgaande zwangerschap zijn dan wél aftrekbaar als uitgaven voor specifieke zorgkosten, mits aan de overige voorwaarden voor aftrek wordt voldaan.

 

Lees het kennisgroepstandpunt.

Verzekeringsproducten & assurantiebelasting

#5

 

Aanleiding: De belastingplichtige wil het kapitaal van een Pre-Brede Herwaarderingslijfrente overdragen naar een lijfrenterekening. Op grond van het Protocol Stroomlijning Kapitaaloverdrachten hanteren financiële instellingen in dat verband een overdrachtsformulier. De bank wil dat de verzekeraar op dat formulier de waarden in het economische verkeer van de lijfrente per 31 december 2005 en 31 december 2013 invult. Dit kan van belang zijn als de belastingplichtige na de overdracht gebruik wil maken van het overgangsrecht dat is opgenomen in artikel 10a.1 en artikel 10a.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

 

Vraag: Kan gebruik worden gemaakt van het overgangsrecht dat is opgenomen in artikel 10a.1 en artikel 10a.12 Wet IB 2001 nadat een Pre- Brede Herwaarderingslijfrente naar een lijfrenterekening is overgedragen?

 

Antwoord: Ja. Na de overdracht van het kapitaal van een lijfrente die is afgesloten onder het Pre-Brede Herwaarderingsregime naar een lijfrente die valt onder het fiscale regime van de Wet IB 2001, kan gebruik worden gemaakt van het overgangsrecht dat is opgenomen in artikel 10a.1 (overbruggingslijfrenten) en artikel 10a.12 Wet IB 2001 (tijdelijke oudedagslijfrenten), mits aan de gestelde voorwaarden van de betreffende overgangsbepalingen wordt voldaan. In dat kader kan de waarde in het economische verkeer (hierna: WEV) per 31 december 2005 en per 31 december 2013 relevant zijn.

 

Lees het kennisgroepstandpunt.

Dividendbelasting & bronbelasting

#6

 

Aanleiding: Een aangewezen internationale organisatie in de zin van artikel 2 van de Uitvoeringsbeschikking dividendbelasting 1965 (hierna: Ub Divb 1965) houdt een direct belang in een buitenlandse hybride entiteit. Deze hybride entiteit is vanuit Nederlands perspectief fiscaal niet-transparant. Via de buitenlandse hybride entiteit houdt de aangewezen internationale organisatie een indirect belang in een Nederlandse vennootschap. De Nederlandse vennootschap keert vervolgens dividend uit.

 

Vraag: Heeft een aangewezen internationale organisatie in de zin van artikel 2 Ub Divb 1965 recht op een teruggaaf van dividendbelasting wanneer deze middels een direct belang in een buitenlandse hybride entiteit, welke vanuit Nederlands perspectief fiscaal niet-transparant is, een indirect belang houdt in een Nederlandse vennootschap die dividend uitkeert?

 

Antwoord: Nee, wanneer een aangewezen internationale organisatie via een buitenlandse hybride entiteit die vanuit Nederlands fiscaal perspectief als niet-transparant wordt aangemerkt een indirect belang houdt in een Nederlandse vennootschap impliceert dit dat de aangewezen internationale organisatie in dat geval niet geldt als de opbrengstgerechtigde tot de Nederlandse dividenden. Mitsdien komt de betreffende aangewezen internationale organisatie ook niet in aanmerking voor een teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting.

 

Lees het kennisgroepstandpunt.

#7

 

Aanleiding: Een in het buitenland wonende natuurlijk persoon houdt rechtstreeks alle aandelen in een buitenlandse vennootschap die alle aandelen houdt in een Nederlandse vennootschap (Y). Hiernaast houdt deze natuurlijk persoon rechtsreeks alle aandelen in een andere Nederlandse vennootschap (X).

 

Via een aantal stappen worden de aandelen in de Nederlandse vennootschap Y verhangen van de buitenlandse vennootschap naar de Nederlandse vennootschap X. Na deze verhanging wordt binnen afzienbare tijd dividend uitgekeerd van Y aan X.

 

Vraag: Kan op grond van artikel 4, zevende en achtste lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965) worden gesteld dat een opbrengstgerechtigde niet de uiteindelijk gerechtigde is, indien de oorspronkelijke, directe aandeelhouder (de buitenlandse vennootschap) geen (in)direct belang meer houdt in de uitkerende vennootschap (Y)?

 

Antwoord: Nee, artikel 4, zevende en achtste lid, Wet DB 1965 zijn hier niet van toepassing, omdat de oorspronkelijke, directe aandeelhouder op directe of indirecte wijze geen positie in aandelen behoudt of verkrijgt die vergelijkbaar is met zijn positie in soortgelijke aandelen op het moment voorafgaand aan het samenstel van transacties.

 

Lees het kennisgroepstandpunt.

Heb je deze nieuwsbrief doorgestuurd gekregen en wil je deze in het vervolg zelf direct ontvangen? Of wil je ook de nieuwsbrief met nieuwe rulings ontvangen? Abonneer via onderstaande knop!

Abonneer!
Uitschrijven   |   Beheer je abonnement


Copyright © 2023 Maurits Vedder. Alle rechten voorbehouden. Dit bericht bevat geen belastingadvies. Voor zover er standpunten worden ingenomen in berichten zijn dat de persoonlijke standpunten van de schrijver. Hetzelfde geldt voor spel- en stijlfouten, en stomme grappen.