#7
Aanleiding: Belastingplichtige is op 1 juli van het belastingjaar chronisch ziek geworden en heeft als gevolg van deze ziekte extra uitgaven voor kleding en beddengoed.
Boven een bepaald bedrag aan aangetoonde uitgaven voor extra kleding en beddengoed (normuitgavebedrag), heeft belastingplichtige op grond van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) jo. artikel 38, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: URIB 2001) recht op aftrek van het hoge forfait voor uitgaven voor extra kleding en beddengoed.
Op grond van artikel 38, tweede lid, URIB 2001 wordt de aftrek voor extra kleding en beddengoed naar tijdsgelang toegepast als niet het gehele jaar aan de voorwaarden wordt voldaan. Belastingplichtige toont aan dat hij in de zes maanden waarin hij chronisch ziek was (van 1 juli tot en met 31 december) meer uitgaven heeft gedaan voor kleding en beddengoed dan 6/12e van het normuitgavebedrag, maar minder dan het volledige normuitgavebedrag.
Vraag: Geldt het naar tijdsgelang toepassen van de aftrek voor extra kleding en beddengoed alleen voor de hoogte van de forfaitaire aftrek of ook voor de hoogte van het normuitgavebedrag? Met andere woorden, is in het belastingjaar het hoge forfait van toepassing?
Antwoord: Op grond van de tekst van artikel 38, tweede lid, URIB 2001 moeten alle bedragen in het eerste lid van dat artikel naar tijdsgelang worden toegepast. Dus ook het bedrag van de uitgaven.
Belastingplichtige voldoet zes maanden aan de voorwaarden. In het belastingjaar heeft belastingplichtige aangetoond dat zijn extra uitgaven voor kleding en beddengoed in de laatste zes maanden van het jaar hoger zijn dan 6/12e van het normuitgavebedrag van het gehele jaar. Belastingplichtige heeft dus recht op een aftrek van 6/12e van het hoge forfait.
Lees het kennisgroepstandpunt.
|