15 juni 2023 Bekijk online
RULINGS&POLICY
Ontsluit rulings & kennisgroepstandpunten
Deze week zijn er 8 nieuwe samenvattingen van rulings gepubliceerd. Het betreft 4 advance tax rulings, 0 advance pricing agreements, 4 innovatiebox rulings, en 0 overige rulings.

Deze week 8 nieuwe rulings.

Ruling #3 betreft de kwalificatie van een buitenlandse rechtsvorm. De conclusie is:

Aan de hand van de antwoorden op bovenstaande vragen [i.e. de vragen uit 11 december 2019, nr. CPP2009/519M, “Classificatiebesluit"] alsmede de omstandigheid dat X een persoonlijke samenwerking kent, is geconcludeerd dat X meer kenmerken heeft van een personenvennootschap dan van een kapitaalvennootschap. X kwalificeert daarom voor de Nederlandse belastingheffing als een transparant samenwerkingsverband.

Mijn begrip is dat deze analyse niet compleet is - je zou verwachten dat onderdeel a en b onder kopje ‘Personenvennootschappen’ ook zouden worden behandeld - en mij was onbekend dat de omstandigheid dat X een persoonlijke samenwerking kent zozeer van belang was. 

Ruling #4 betreft het technisch aanmerkelijk belang, dat artikel heeft mijn bijzondere interesse. In dit kader ook interessant de conclusie van de A-G Wattel ten aanzien van de invulling van de misbruiktoets voor de inhoudingsvrijstelling dividendbelasting. In de ruling lijkt te worden vertrouwd op de objectieve toets om te kunnen concluderen dat er geen sprake is van een technisch aanmerkelijk belang:

Z wordt gehouden door de persoonlijke houdstervennootschappen van B en C. De persoonlijke houdstervennootschappen van B en C zijn actief betrokken bij X. Ze hebben kantoorruimte ter beschikking van waaruit de activiteiten worden verricht. Depersoonlijke houdstervennootschappen van B en C verrichten een economische functie,zodat er geen sprake is van een kunstmatige constructie. De aandelen van X kunnen ook (indirect) worden toegerekend aan het ondernemingsvermogen van de persoonlijke houdstervennootschappen van B en C. Dit betekent dat er wordt voldaan aan de objectievetoets en geen sprake is van misbruik als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b vande Wet Vpb.

De persoonlijke houdstervennootschappen van B en C houden – na herstructurering en liquidatie van Z - de aandelen in X en kunnen mogelijk op grond van artikel 17, derde lid, onderdeel b van de Wet Vpb buitenlands belastingplichtig zijn, aangezien ze eenaanmerkelijk belang houden in X.

In de feiten lijkt m.i. gesuggereerd te worden dat het de family office (onderin de structuur) is die zorgt voor deze substance aan de bovenkant van de structuur:

Binnen de groep is een family office (FO) aanwezig waarin X een belang houdt. FO is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. De FO heeft werknemers in dienst en vervult een wezenlijke functie ten aanzien van (de persoonlijke houdstervennootschappen van) A en de familie.

Ik ben erg benieuwd hoe dat is vormgegeven, ook met het oog op fiscaal inwonerschap van de houdsters in Nederland en dergelijke. Hier kunnen fiscalisten denk ik ook wel inspiratie uit halen. 

Thanks for reading!

Advance Tax Ruling

#1

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de deelnemingsvrijstelling, de buitenlandse belastingplicht voor de vennootschapsbelasting en de inhoudingsplicht voor de dividend- belasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027. Als vervolg op een eerdere afspraak die gold tot en met 2021.

Feiten: X1 is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland.

X1 behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. X1 houdt de aandelen in twee vennootschappen opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland, zijnde X2 en X3. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X1, X2, X3 en de overige in Nederland tot het concern behorende vennootschappen. De activiteiten worden uitgeoefend door [26 - 75] werknemers in Nederland. X1, X2 en X3 treden onder andere op als houdstervennootschap en zijn actief betrokken bij het aansturen van de (in)directe deelnemingen. De activiteiten van de (in)directe deelnemingen zijn in lijn met de werkzaamheden van het concern in haar geheel.

De aandelen van X1 zijn in handen van aandeelhouder Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor dividenden (verdragsland A). De aandelen in Y worden – via een aantal tussenliggende vennootschappen – gehouden door Z, een S-Corporation opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in verdragsland A. Z is de tophoudster van
de groep en actief in de aansturing van het concern. De aandelen van Z worden gehouden door natuurlijke personen die eveneens woonachtig zijn in verdragsland A.

Y en de tussenliggende vennootschappen zijn hybride entiteiten; dat wil zeggen voor Nederlandse fiscale doeleinden zijn de vennootschappen niet-transparant en in verdragsland A worden ze aangemerkt als transparant.

ZZ, een indirecte dochtervennootschap van Z, is een coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. ZZ houdt een deelneming. De activiteit van de deelneming is in lijn met de werkzaamheden van het concern in haar geheel.

Open de ruling.

#2

Aanleiding: Er is verzocht om zekerheid vooraf over de afwezigheid van een vaste inrichting voor de vennootschapsbelasting in Nederland. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (EU), waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten (verdragsland A).

X is onderworpen aan een winstbelasting in verdragsland A. X laat door een derde partij een magazijn beheren waar goederen worden ontvangen, geadministreerd en verzonden. X oefent zelf geen activiteiten uit in Nederland.

Open de ruling.

#3

Aanleiding: Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de kwalificatie van een buitenlandse hybride rechtsvorm naar Nederlandse fiscale maatstaven. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten: X is een buitenlands samenwerkingsverband, opgericht naar het recht van een staat buiten de Europese Unie (EU) waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten (verdragsland A). X is een internationaal opererend concern, actief in de dienstverlenende sector. X verricht activiteiten in verdragsland A en andere landen buiten en binnen de EU, inclusief Nederland.

X heeft vele participanten, zijnde natuurlijke personen, die onder andere woonachtig zijn in verdragsland A en Nederland. De participanten van X zijn verplicht kapitaal in te brengen en persoonlijk arbeid te verrichten voor de binnen X gedreven onderneming.

X wordt in verdragsland A beschouwd als een personenvennootschap (transparant).

Open de ruling.

#4

Aanleiding: Er wordt verzocht om zekerheid vooraf over de buitenlandse belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten: X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland.

X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [1 - 10] werknemers.

X treedt op als persoonlijke houdstervennootschap van een natuurlijk persoon, A, inwoner van een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft. A houdt indirect 100% van de aandelen in Z, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een belastingverdrag of -regeling heeft gesloten die voorziet in een regeling voor dividenden. Z is een houdster- en financieringsvennootschap en houdt 100% van de aandelen in X. De aandelen in Z zijn gecertificeerd aan de kinderen van A, zijnde B, C en D. B, C, en D zijn allen inwoner van landen waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten.

Binnen de groep is een family office (FO) aanwezig waarin X een belang houdt. FO is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. De FO heeft werknemers in dienst en vervult een wezenlijke functie ten aanzien van (de persoonlijke houdstervennootschappen van) A en de familie.

In het kader van een herstructurering worden certificaten van aandelen ingebracht in de persoonlijke houdstervennootschappen van B, C en D. De persoonlijke houdsters van B en C zijn gevestigd in het land waar B en respectievelijk C inwoner van zijn. De persoonlijke houdster van D is gevestigd in Nederland en daar wordt geen zekerheid vooraf voor gevraagd. De aandelen in Z worden vervolgens gedecertificeerd. Ten slotte zal Z worden geliquideerd.

Open de ruling.

Innovatiebox

#5

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2021 tot en met 2026, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2020. De aangiften vennootschapsbelasting zijn ingediend tot en met 2021.

Feiten: X is een industriële onderneming met [76 – 150] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 16 miljoen - € 50 miljoen]. Deze omzet wordt behaald met eigen (gepatenteerde) producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door Y.

De fiscale eenheid X dient het verzoek in voor de activiteiten van de gevoegde dochter- maatschappij Y, waar de ontwikkelactiviteiten plaatsvinden. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. De fiscale eenheid X verricht transacties met buitenlandse groepsvennootschappen (met een (in-)directe verbondenheid groter dan 25%) die onder andere de producten van X wereldwijd verkopen. De aandelen in X worden voor meer dan 25% gehouden door een buitenlandse moedermaatschappij.

X is entrepreneur en eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. Naast
het verrichten van routinematige activiteiten (met betrekking tot productie) heeft X ook een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence en Research & Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen
met over de periode 2017 tot en met 2021 gemiddeld [5.000 – 10.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij de S&O-activiteiten zijn over die periode gemiddeld
[5 – 10] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [< € 0,5 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [< 5%] van de omzet.

De succesvol afgeronde S&O-projecten hebben geleid tot meerdere aangevraagde en verleende patenten.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

Open de ruling.

#6

Aanleiding: X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2023 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022.

Feiten: X is een industriële onderneming met [26 - 75] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 16 miljoen - € 50 miljoen]. Deze omzet wordt behaald met eigen producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X.

X verricht transacties met een buitenlandse groepsvennootschap (met een (in-)directe verbondenheid groter dan 25%) die onder andere de producten van X in haar thuismarkt verkoopt. Daarnaast heeft X productie uitbesteed aan een buitenlandse vennootschap (met een (in-)directe verbondenheid kleiner dan 25%).

X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. X heeft een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence, Engineering en Research & Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2019 tot en met 2023 gemiddeld [5.000 – 10.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij de S&O-activiteiten zijn over die periode gemiddeld [5 – 10] R&D- medewerkers betrokken.

Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [< € 0,5 miljoen] uitgegeven aan R&D-werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [< 5%] van de omzet.

Het succes van de innovatie bij X laat zich mede afmeten aan een structureel hoge winstgevendheid van de onderneming en het feit dat X gedurende de afgelopen jaren sterk is gegroeid.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om ongewijzigde toepassing van de afpelmethode, aangezien feiten en omstandigheden niet wezenlijk zijn gewijzigd ten opzichte van de voorafgaande vaststellingsovereenkomst.

Open de ruling.

#7

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2022 tot en met 2026, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2021.

Feiten: X is een industriële onderneming met [151 – 300] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 51 miljoen - € 150 miljoen]. Deze omzet wordt deels behaald met eigen (gepatenteerde) producten waarin technologie is verwerkt die is ontwikkeld door X.

De producten van X kunnen onderverdeeld worden in een drietal productgroepen. De rol van innovatie verschilt per productgroep. X behaalt geen omzet met transacties met een entiteit in een laagbelastende jurisdictie.

De fiscale eenheid X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. Daarnaast heeft de fiscale eenheid X diverse buitenlandse deelnemingen. De fiscale eenheid X verricht transacties met buitenlandse groepsvennootschappen (met een (in-)directe verbondenheid groter
dan 25%). De aandelen in X worden voor meer dan 25% gehouden door een buitenlandse moedermaatschappij.

X is eigenaar van de door haar voortgebrachte immateriële activa. Naast het verrichten van routinematige activiteiten (met betrekking tot productie) heeft X ook een entrepreneursrol met als bijbehorende functies (strategische) Marketing & Sales, Corporate Excellence en Research & Development. In dat kader beschikt X over een R&D-afdeling en brengt jaarlijks immateriële activa voort waarvoor S&O-verklaringen worden verkregen met over de periode 2017 tot en met 2021 gemiddeld [5.000 – 10.000] toegekende en gerealiseerde S&O-uren per jaar. Bij
de S&O- activiteiten zijn in 2021 [11 – 20] R&D-medewerkers betrokken. Daarnaast heeft X over diezelfde periode gemiddeld jaarlijks [€ 1 miljoen - € 5 miljoen] uitgegeven aan R&D- werkzaamheden. De daarmee gemoeide kosten bedragen gemiddeld [< 5%] van de omzet.

De succesvol afgeronde S&O-projecten hebben geleid tot meerdere aangevraagde en verleende patenten.

In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om ongewijzigde toepassing van de afpelmethode, aangezien feiten en omstandigheden niet wezenlijk zijn gewijzigd ten opzichte van de voorafgaande vaststellingsovereenkomst.

Open de ruling.

#8

Aanleiding: De fiscale eenheid X heeft een verzoek om vooroverleg ingediend voor toepassing van de innovatiebox over de periode 2019 tot en met 2023, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2018.

Feiten: X is een industriële onderneming met [151 – 300] personeelsleden in Nederland, met een jaarlijkse omzet van [€ 51 miljoen - € 150 miljoen]. X maakt onderdeel uit van een internationaal concern. In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

Open de ruling.

Uitschrijven   |   Beheer je abonnement


Copyright © 2023 Maurits Vedder. Alle rechten voorbehouden. Dit bericht bevat geen belastingadvies. Voor zover er standpunten worden ingenomen in berichten zijn dat de persoonlijke standpunten van de schrijver. Hetzelfde geldt voor spel- en stijlfouten, en stomme grappen.