Deze week 17 nieuwe rulings.
Ruling #5 betreft de situatie waar een disregarded BV een dividend betaalt aan een aantal gestapelde hybrids. Volgens mij is de redenering incompleet.
De directe aandeelhouder (Y) is gevestigd in Verdragsland A en daar onderworpen. Deze is echter wel transparant voor US tax purposes. De indirecte aandeelhouders (S en Z) zijn transparant voor US tax purposes en niet-transparant voor NL tax purposes. De ruling betreft de toepassing van de anti-misbruiktoets in de dividendbelasting, specifiek de objectieve toets:
6. Op grond van de subjectieve toets is beoordeeld of Y het belang houdt met als hoofddoel om Nederlandse dividendbelasting te ontgaan. Y wordt direct gehouden door Z, een vennootschap die een materiële onderneming drijft en gevestigd is verdragsland B. Er dient derhalve te worden beoordeeld of bij uitkeringen van X aan Z – indien Z het belang in X direct had gehouden – op grond van de Wet DB ook inhouding van dividendbelasting achterwege had kunnen blijven.
7. Z is een hybride entiteit. Voor de beoordeling van artikel 4, tweede lid, van de Wet DB is Z de opbrengstgerechtigde. Echter, omdat Z volgens de fiscale wetgeving van het land van oprichting niet zou worden behandeld als de gerechtigde tot de opbrengst van de aandelen in X en Z evenmin volgens de fiscale wetgeving van een andere staat in die staat is gevestigd, voldoet Z niet aan de voorwaarden van artikel 4, tweede lid, van de Wet DB.
8. Vervolgens is beoordeeld of op grond van artikel 4, negende lid, van de Wet DB, de achterliggende gerechtigde in Z, S, als de opbrengstgerechtigde zou kunnen worden aangemerkt voor toepassing van dat artikel. De achterliggende gerechtigde kan alleen als opbrengstgerechtigde worden aangemerkt indien iedere zodanige gerechtigde in haar land van vestiging aldaar wordt behandeld als de gerechtigde tot de opbrengst van de aandelen in X (hierna: “die opbrengst”). De achterliggende gerechtigde, S, wordt – ondanks dat X als transparant kwalificeert op grond van de fiscale regels van verdragsland B – behandeld als de opbrengstgerechtigde tot die opbrengst op grond van het Beleidsbesluit hybride- entiteitenbepalingen. S zou, indien zij haar middellijke belang in X onmiddellijk had gehouden, een belang in X hebben waarop de deelnemingsvrijstelling of deelnemingsverrekening van toepassing zou zijn indien zij in Nederland zou zijn gevestigd. Artikel 4, tweede lid van de Wet DB zou derhalve van toepassing zijn.
Er wordt dus verwezen naar dit besluit. Het lijkt mij echter dat deze situatie niet gelijk is aan de situatie in het besluit. S - een S-Corp - is ook een hybride:
S, Z, en Y zijn hybride entiteiten; dat wil zeggen voor Nederlandse fiscale doeleinden zijn de vennootschappen niet-transparant en in verdragsland B worden ze aangemerkt als transparant.
Het sluitstuk is volgens mij te vinden in het Jaarverslag APA/ATR-team 2018:
b. Inhoudingsvrijstelling bij S-corporation
De vraag is opgekomen, in het verlengde van de parlementaire behandeling van de wetswijzigingen in de dividendbelasting die van toepassing werden per 1 januari 2018, of een vennootschap opgericht naar het recht van de Verenigde Staten (VS) die heeft geopteerd voor de zogenoemde “S-corp”-status, aangemerkt kan worden als opbrengstgerechtigde voor de toepassing van de inhoudingsvrijstelling van artikel 4 van de Wet op de dividendbelasting 1965. Voor de toepassing van artikel 4 van de Wet op de dividendbelasting 1965 dient de vraag te worden beantwoord of de S-corp volgens de fiscale wetgeving van de VS als een inwoner van de VS kan worden aangemerkt. De S-corp-status houdt kort samengevat in dat een vennootschap onder bepaalde voorwaarden ervoor kan kiezen als transparant te worden aangemerkt voor de federale belasting. Een van de voorwaarden is dat alle aandeelhouders inwoner moeten zijn van de VS. De winst van de vennootschap wordt dan rechtstreeks bij de aandeelhouders in de heffing betrokken. De S-corp-status heeft materieel dus veel weg van een transparante status. Overigens blijft de vennootschap voor bepaalde (passieve) inkomensbestanddelen zelfstandig belastingplichtig in de VS. De S-corp dient ook jaarlijks een vereenvoudigde aangifte in te dienen. Op basis van het voorgaande is geconcludeerd dat als de aandelen van een Nederlandse NV of BV door een Amerikaanse vennootschap worden gehouden die heeft geopteerd voor de S-corp-status, de inhoudingsvrijstelling van artikel 4 van de Wet op de dividendbelasting 1965 kan worden toegepast mits aan alle andere voorwaarden is voldaan.
Thanks for reading! |