View online
RULINGS&POLICY
Ontsluit rulings & kennisgroepstandpunten
Loonheffing algemeen

#1

Aanleiding: Aan een werknemer is een elektrische auto ter beschikking gesteld. De werknemer laadt de auto bij zijn woning op.

Voor het jaar 2023 geldt een prijsplafond voor alle huishoudens en andere afnemers met een kleinverbruikersaansluiting op elektriciteits- en gasnet of een aansluiting op een warmtenet. Het prijsplafond voor elektriciteit bedraagt (inclusief belasting) € 0,40 per kWh tot een gebruik van 2900 kWh. Voor het energieverbruik boven het plafond betalen huishoudens en andere kleinverbruikers het tarief uit het energiecontract.

Vraag: Hoe hoog is de vergoeding die de werkgever onbelast mag geven aan de werknemer?

Antwoord: De werkgever kan een onbelaste vergoeding geven voor de werkelijke uitgaven van de werknemer (intermediaire kosten) of met hem een onbelaste zakelijke transactie sluiten.

Werkelijke kosten: De werkgever mag de integrale kostprijs van de elektriciteit onbelast vergoeden aan de werknemer. De integrale kostprijs wordt bepaald door de variabele en vaste kosten van de werknemer te delen door het aantal door de werknemer verbruikte kWh. Tot die kosten kan ook een evenredig deel van de afschrijving van zonnepanelen behoren. Het prijsplafond voor energie kan de integrale kostprijs verlagen.

Zakelijke transactie: Als een werkgever en een werknemer afspraken maken over de doorlevering van energie onder zakelijke voorwaarden dan vindt deze transactie ook plaats buiten de loonsfeer. Bij deze zakelijke transactie kan de werknemer ook de door zonnepanelen opgewekte energie meeleveren.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Overdrachtsbelasting

#2

Aanleiding: Een natuurlijk persoon verkrijgt een woning met een totale oppervlakte van 120 vierkante meter die als hoofdverblijf gebruikt zal worden. De verkrijger gaat één van de kamers met een oppervlak van 15 vierkante meters verhuren (kamerverhuur). De kamer heeft geen eigen entree, keuken, toilet en wasruimte en kwalificeert daarom als (de verhuur van) niet zelfstandige woonruimte (artikel 7:233 Burgerlijk Wetboek). Het gebruik van de entree, keuken, toilet en wasruimte (30 vierkante meter) wordt door de verkrijger en de huurder gedeeld.

Vraag: Indien in een woning die na de verkrijging anders dan tijdelijk als hoofdverblijf door de eigenaar wordt gebruikt een kamer of enkele kamers als onzelfstandige woonruimte aan derden in gebruik worden gegeven (zoals bijvoorbeeld ten titel van verhuur), kunnen de tot de woning behorende gemeenschappelijke ruimtes dan, voor wat betreft de oppervlakte, geheel aan het deel van de woning worden toegerekend dat anders dan tijdelijk als hoofdverblijf wordt gebruikt?

Antwoord: Ja. De gemeenschappelijke ruimtes worden door de eigenaar van de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt. Het feit dat de huurder(s) ook gebruik kunnen maken van de gemeenschappelijke ruimtes doet hier niet aan af.

Verder geldt dat, indien de totale oppervlakte van de (al dan niet exclusief) door de verkrijger, anders dan tijdelijk, als hoofdverblijf gebruikte ruimtes tezamen tenminste 90% van de totale oppervlakte van de woning uitmaakt de startersvrijstelling of het tarief van 2% op de waarde van de gehele woning kan worden toegepast. Uiteraard als aan alle overige voorwaarden is voldaan.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Reorganisatiefaciliteiten & fiscale eenheden

#3

Aanleiding: 

De casus is als volg:
- A BV houdt alle aandelen in B BV.
- A BV en B BV vormen een fiscale eenheid.
- De fiscale eenheid A BV heeft in 2018 een verlies van € 60.000 geleden, geheel afkomstig van A BV.
- B BV heeft in 2019 een kwijtscheldingswinst van € 100.000. Er zijn in dat jaar geen overige resultaten.
- Stand alone – zie artikel 15ac, tweede lid, eerste volzin, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969) – zou de kwijtscheldingswinstvrijstelling van artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) van toepassing zijn geweest op de gehele kwijtscheldingswinst, maar gezien de verliezen van de fiscale eenheid over 2018 kan in 2019 maar voor € 40.000 een beroep worden gedaan op de kwijtscheldingswinstvrijstelling.
- In 2020 behaalt A BV een kwijtscheldingswinst van € 50.000. A BV heeft in dat jaar geen overige resultaten.
- Stand alone zou geen kwijtscheldingswinstvrijstelling kunnen worden toegepast, omdat A BV enkelvoudig over 2018 een verlies heeft geleden van € 50.000 of meer. Dat verlies zou, als A BV geen onderdeel was geweest van de fiscale eenheid, niet zijn verrekend met het stand alone resultaat van A BV over 2019 (nihil).
- De verliezen van A BV over 2018 zijn in 2019 de facto echter wel verrekend met de kwijtscheldingswinst van B BV.
- Bij onverkorte toepassing van artikel 15ac, tweede lid, eerste volzin, Wet Vpb 1969 juncto artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 wordt dus twee keer rekening gehouden met hetzelfde verlies, eenmaal ter zake van de kwijtscheldingswinst van B BV in 2019 en eenmaal ter zake van de kwijtscheldingswinst van A BV in 2020.

Vraag: Kan een en hetzelfde verlies ertoe leiden dat artikel 15ac, tweede lid, eerste volzin, Wet Vpb 1969 in meerdere jaren in de weg staat aan toepassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling van artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001, ondanks dat geen sprake is van misbruik?

Antwoord: Ja, artikel 15ac, tweede lid, eerste volzin, Wet Vpb 1969 kan ook van toepassing zijn – en daarmee in de weg staan aan toepassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling van artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 – als een verlies de kwijtscheldingswinstvrijstelling al eerder heeft beperkt. Dat geen sprake is van misbruik doet hier niet aan af. Artikel 15ac, tweede lid, eerste volzin, Wet Vpb 1969 kan noch op grond van de tekst noch op grond van doel en strekking worden beschouwd als een antimisbruikbepaling.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Uitschrijven   |   Beheer je abonnement


Copyright © 2023 Maurits Vedder. Alle rechten voorbehouden. Dit bericht bevat geen belastingadvies. Voor zover er standpunten worden ingenomen in berichten zijn dat de persoonlijke standpunten van de schrijver. Hetzelfde geldt voor spel- en stijlfouten, en stomme grappen.