Deze week 15 nieuwe samenvattingen.
Ruling #1 gaat over de toepassing van de hybride mismatchregeling, ten aanzien van een veel voorkomende double deduction/double inclusion structuur. De vraag is of er voldoende verband is tussen de in aanmerking genomen inkomens bij de verschillende entiteiten.
Ruling #2 betreft de kwalificatie van een FGR en de vraag of sprake is van een samenwerkende groep. Ten aanzien van de samenwerking is in de feiten opgenomen:
De bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen alleen worden vervreemd aan het fonds zelf. Wel kunnen er nieuwe bewijzen van deelgerechtigdheid worden uitgegeven aan nieuwe of bestaande participanten. Op grond van de fondsovereenkomst is dat enkele malen per jaar mogelijk. Hierdoor is vrije toe- en uittreding van de participanten mogelijk. De vrije toe- en uittreding in het fonds is feitelijk vastgesteld. Er is sprake van slechts een marginale samenwerking tussen de participanten. Zij bepalen gezamenlijk de strategie van het fonds, maar er zijn tussen de participanten onderling geen afspraken gemaakt. De zeggenschap over het fonds is niet overgedragen aan Z en er is geen sprake van een centrale, coördinerende rol van Z. Z ontvangt ook geen carried interest en de participanten behouden zelf het stemrecht. Op grond van de verschillende overeenkomsten zal X alleen direct beleggen met het eigen vermogen, zijnde het kapitaal dat is ingelegd door de participanten.
De conclusie:
7. Vervolgens is beoordeeld of er sprake is van een aan het fonds gelieerd lichaam in de zin van artikel 2, twaalfde lid juncto artikel 12ac, tweede lid, juncto artikel 13ba juncto artikel 10a, zesde lid, van de Wet Vpb. 8. Om de vraag te kunnen beantwoorden of er sprake is van een aan het fonds gelieerd lichaam is gekeken of de participanten in X een samenwerkende groep vormen. De beoordeling of sprake is van een samenwerkende groep is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het individuele geval. De invulling van het begrip samenwerkende groep in de parlementaire behandeling biedt daarvoor handvatten. 9. Omdat feitelijk is vastgesteld dat sprake is van vrije toe- en uittreding van de participanten in het fonds kan in combinatie met de specifieke feiten en omstandigheden, worden geconcludeerd dat de participanten in dit specifieke geval geen samenwerkende groep vormen.
Ruling #5 betreft de toepassing van de deelnemingsvrijstelling in het kader van een ruisende grensoverschrijdende fusie.
Ruling #6 betreft kwalificatie van een stapelstructuur met samenwerkingverbanden.
Dank voor het lezen! |