13 augustus 2024 Bekijk online
RULINGS&POLICY
Ontsluit rulings & kennisgroepstandpunten

Deze week vijf nieuwe kennisgroepstandpunten. Drie keer overdrachtsbelasting.

Dank voor het lezen!

Omzetbelasting OVI

#1

Aanleiding: Belanghebbende (hierna: X) is een stichting die leningen verstrekt aan particulieren.

X heeft daarvoor een Wft-vergunning. Op grond van een samenwerkingsovereenkomst met een overheidslichaam verbindt X zich om aan een specifieke doelgroep laagrentende hypothecaire leningen te verstrekken.

Op grond van de samenwerkingsovereenkomst stelt het overheidslichaam gelden ter beschikking door deze te storten op één of meerdere rekeningen-courant bij X, waardoor het overheidslichaam een vordering verkrijgt op X. Vanuit de rekening-courant verstrekt X de leningen. De in leningen uitgezette gelden zijn niet door het overheidslichaam opeisbaar. X verricht op grond van samenwerkingsovereenkomst de volgende handelingen:

- het beoordelen en eventueel goedkeuren van kredietaanvragen door het uitvoeren van krediettoetsen, het verwerken van de gegevens in die aanvragen en het uitbrengen van offertes;
- het berekenen van de door particulieren verschuldigde bedragen (rente, kosten en aflossingen), het innen van deze bedragen en alle overige daarmee verband houdende handelingen, zoals het opstellen van jaaropgaven;
- de behandeling van de lening gedurende de looptijd. Dit betekent bijvoorbeeld het afhandelen van verzoeken om verlenging, de beëindiging van de lening, het passeren en controleren van akten, het vestigen van hypotheekrechten en aanvullende zekerheden ten behoeve van de verstrekte leningen (en zo nodig het uitwinnen van deze zekerheden) en het behandelen en afhandelen van bouwdepots;
- informatieverschaffing aan het overheidsorgaan, waaronder een jaarlijks overzicht waaruit de stand van de rekening-courant blijkt en een maandelijks of tussentijds overzicht van eventuele rentewijzigingen;
- het uitvoeren van afspraken ten aanzien van voorlichting over de gezamenlijke activiteit.

De particulier betaalt naast eenmalige behandelingskosten voor het behandelen van de lening aanvraag, rente en aflossingen aan X. De binnenkomende rentebetalingen en aflossingen vloeien op basis van de samenwerkingsovereenkomst terug op de rekening-courant van waaruit nieuwe leningen kunnen worden verstrekt.

Voor de (kosten van) uitvoering van genoemde handelingen brengt X een vergoeding aan het overheidslichaam in rekening. De vergoeding bedraagt een vast percentage per jaar over het totaalbedrag van alle uitstaande leningen per ultimo van het kalenderjaar.

Vraag: Is de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel j, onder 1°, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968) van toepassing op de vergoeding die X ontvangt van het overheidslichaam, een ander dan aan wie het krediet wordt verstrekt?

Antwoord: Ja, de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel j, onder 1°, Wet OB 1968 is van toepassing op de vergoeding die X ontvangt van het overheidslichaam, een ander dan degene aan wie het krediet wordt verstrekt. Het gaat namelijk om een betaling voor het beheer door degene die het krediet heeft verstrekt.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Inkomstenbelasting niet-winst

#2

Aanleiding: Een gehuwde belastingplichtige komt in het jaar 2021 te overlijden. In de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2021 is aan belastingplichtige een hoger bedrag aan persoonsgebonden aftrek toegerekend dan het (belastbaar) inkomen. Dit resulteert in een beschikking restant persoonsgebonden aftrek voorgaande jaren (hierna: restant pga) voor belastingplichtige. De aanslagen IB/PVV 2021 van belastingplichtige en de fiscaal partner staan reeds onherroepelijk vast.

Vraag: Kan de langstlevende partner het bij beschikking vastgestelde restant pga van een overleden partner in het jaar na overlijden in aanmerking nemen als persoonsgebonden aftrek?

Antwoord: Nee, de beschikking restant pga uit voorgaande jaren is persoonsgebonden. Het restant pga wordt in een belastingjaar tot de persoonsgebonden aftrek van de betreffende belastingplichtige gerekend en kan als gemeenschappelijk inkomensbestanddeel worden verdeeld tussen fiscaal partners. In het jaar ná overlijden is geen sprake meer van fiscaal partnerschap en dus ook geen sprake meer van te verdelen gemeenschappelijke inkomensbestanddelen.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Overdrachtsbelasting

#3

Aanleiding: 

- Bij notaris A wordt een akte van splitsing opgemaakt.
- Een dag later wordt de splitsing van kracht van de besloten vennootschap (hierna: BV) X BV in de twee bij de splitsing nieuw op te richten vennootschappen Y BV en Z BV.
- Het betreft een zuivere splitsing als bedoeld in artikel 2:334a, tweede lid, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
- Y BV verkrijgt ten gevolge van de splitsing onder algemene titel fictieve onroerende zaken, zijnde aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon (OZR) en Z BV verkrijgt ten gevolge van de splitsing onder algemene titel ‘echte’ onroerende zaken.

Vraag: Is de notaris verplicht aangifte te doen van de verkrijging van onroerende zaken onder algemene titel ten gevolge van de splitsing? Met andere woorden: Geldt de regeling van artikel 21a Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (hierna Uitvoeringsregeling AWR) ook voor akten van juridische fusie en - splitsing, indien deze bewerkstelligen dat onroerende zaken, niet zijnde aandelen in een OZR, onder algemene titel worden verkregen?

Antwoord: Ja, de notaris is verplicht aangifte te doen van de verkrijging van onroerende zaken onder algemene titel ten gevolge van de fusie of splitsing. De regeling van artikel 18 Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR) in combinatie met artikel 21a Uitvoeringsregeling AWR geldt ook voor akten van juridische fusie en splitsing, indien deze bewerkstelligen dat onroerende zaken onder algemene titel worden verkregen.

#4

Aanleiding:

De natuurlijke personen A en B zijn als commanditaire vennoten economisch gerechtigd tot het vermogen van een commanditaire vennootschap (CV). De verhouding waarin A en B tot het CV-vermogen zijn gerechtigd is 50%-50%. De CV is begin 2023 aangegaan tussen A, B en beherend vennoot D en ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Kortom, zowel de totstandkoming van de CV als de toetreding daarin door A en B heeft daarmee plaatsgevonden op uiterlijk 19 september 2023, 15:15 uur.

Tot het CV-vermogen behoort de economische eigendom van in Nederland gelegen onroerende zaken. De juridische eigendom van de onroerende zaken is ondergebracht in een vennootschap die functioneert als bewaarder.

A en B willen hun belang met toepassing van de overgangsregeling (‘Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen’) vrijgesteld inbrengen in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV). Hiertoe zal gebruik worden gemaakt van een aandelenfusie waarbij de BV tegen uitreiking van eigen aandelen de gerechtigdheid van A respectievelijk B in het CV-vermogen verwerft. Nadien zullen A en B via de aandelen (50%-50%) een soortgelijk belang in de vennootschap houden als zij hadden in het CV-vermogen op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de inbreng. De aandelenfusie zal uiterlijk op 31 december 2024 hebben plaatsgevonden. De hiervoor genoemde BV kwalificeert als een onroerendezaakrechtspersoon (OZR) als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR).

A vervreemdt binnen drie jaren na de bedoelde aandelenfusie ten titel van koop/verkoop van aandelen de helft van zijn door de aandelen vertegenwoordigde soortgelijke belang - dus 25 procent van alle aandelen - aan een derde (C). C is niet verbonden met A en B en over de verkrijging van de aandelen door C is geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

Vragen:

1. Komt de door de BV genoten vrijstelling overdrachtsbelasting op grond van de overgangsregeling (artikel XV Wkfr) te vervallen?

2. Zo ja, voor welk deel?

Antwoorden:

1. Ja. De niet bij de BV geheven overdrachtsbelasting wordt alsnog verschuldigd door de BV.

2. De overdrachtsbelasting die ingevolge de overgangsregeling niet bij de BV is geheven wordt alsnog verschuldigd door de BV en wel voor het gedeelte van de aandelen dat bij de aandelenfusie is uitgereikt aan A (en derhalve niet voor het door A vervreemde gedeelte van de aan hem uitgereikte aandelen indien dit minder mocht zijn). Voor het gedeelte van de aandelen dat is uitgereikt aan B geldt dat de vrijstelling bij de BV onder de bestaande voorwaarden van toepassing blijft.

#5

Aanleiding: De natuurlijke personen A en B zijn via participaties economisch gerechtigd tot het vermogen van een fonds voor gemene rekening (hierna: FGR of fonds). De verhouding waarin A en B tot het fondsvermogen zijn gerechtigd is 50%-50%. Zowel de totstandkoming van het fonds als de toetreding daarin door A en B heeft plaatsgevonden op uiterlijk 19 september 2023, 15:15 uur.

Tot het vermogen van het fonds behoort de economische eigendom van in Nederland gelegen onroerende zaken. De juridische eigendom van de onroerende zaken is ondergebracht in een stichting.

A en B willen hun economische belang met toepassing van de overgangsregeling (‘Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling, hierna: Wet aanpassing FGR’) vrijgesteld inbrengen in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV). Hiertoe zal gebruik worden gemaakt van een aandelenfusie waarbij de BV tegen uitreiking van eigen aandelen de gerechtigdheid van A respectievelijk B in het fonds voor gemene rekening verwerft. Nadien zullen A en B via de aandelen een soortgelijk belang in de vennootschap houden als zij hadden in het fondsvermogen op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de inbreng. De aandelenfusie zal uiterlijk op 31 december 2024 hebben plaatsgevonden. De hiervoor genoemde BV kwalificeert als een onroerendezaakrechtspersoon (OZR) als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR).

A vervreemdt binnen drie jaren na de bedoelde aandelenfusie ten titel van koop/verkoop van aandelen een gedeelte van zijn door de aandelen vertegenwoordigde soortgelijke belang aan een derde (C).

Vragen:

1. Komt de door de BV genoten vrijstelling van overdrachtsbelasting op grond van de overgangsregeling (artikel VIII Wet aanpassing FGR) te vervallen?

2. Zo ja, voor welk deel?

Antwoorden:

1. Ja. De niet bij de BV geheven overdrachtsbelasting wordt alsnog door de BV verschuldigd, tenzij C ter zake van de verkrijging van het door de aandelen vertegenwoordigde soortgelijke belang overdrachtsbelasting verschuldigd is.

2. Gesteld dat de BV de overdrachtsbelasting alsnog wordt verschuldigd, dan wordt deze verschuldigd voor het gedeelte van de aandelen dat bij de aandelenfusie is uitgereikt aan A (en derhalve niet voor het door A vervreemde gedeelte van de aan hem uitgereikte aandelen indien dit minder mocht zijn). Voor het gedeelte van de aandelen dat is uitgereikt aan B bij de aandelenfusie op grond van het overgangsrecht geldt dat de vrijstelling bij de BV onder de bestaande voorwaarden van toepassing blijft.

Heb je deze nieuwsbrief doorgestuurd gekregen en wil je deze in het vervolg zelf direct ontvangen? Of wil je ook de nieuwsbrief met nieuwe rulings ontvangen? Abonneer via onderstaande knop!

Abonneer!


Copyright © 2023 Maurits Vedder. Alle rechten voorbehouden. Dit bericht bevat geen belastingadvies. Voor zover er standpunten worden ingenomen in berichten zijn dat de persoonlijke standpunten van de schrijver. Hetzelfde geldt voor spel- en stijlfouten, en stomme grappen.