#2
Aanleiding: De belastingplichtige is religieus en woont in een kloostergemeenschap. Deze kloostergemeenschap is een Algemeen nut beogende instelling (hierna: ANBI). Om tot de kloostergemeenschap te kunnen worden toegelaten, is door de belastingplichtige onder meer de gelofte van armoede afgelegd. In het kader hiervan worden inkomsten rechtstreeks gestort op een bankrekening van de kloostergemeenschap. Hetzelfde geldt voor de inkomsten van de andere religieuzen die tot de kloostergemeenschap behoren. De religieuzen hebben geen persoonlijke bankrekeningen. De kloostergemeenschap voldoet alle kosten van de gemeenschap en de religieuzen, zoals bijvoorbeeld huisvesting, levensonderhoud en verzorging in geval van ziekte.
Vraag: Kan het afstaan van het inkomen door een religieuze aan een kloostergemeenschap worden aangemerkt als een aftrekbare gift als bedoeld in artikel 6.32 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)?
Antwoord: Ja, het afstaan van het inkomen ten behoeve van de kloostergemeenschap kan kwalificeren als een aftrekbare gift voor zover de inkomsten waar afstand van wordt gedaan hoger zijn dan de kosten die de kloostergemeenschap voor de belastingplichtige voldoet. Het afstaan van het inkomen kan niet als periodieke gift als bedoeld in artikel 6.34 jo. 6.38 Wet IB 2001 worden aangemerkt. Er kan wel sprake zijn van een andere gift als bedoeld in artikel 6.35 Wet IB 2001. Voor het in aanmerking nemen van andere giften moet rekening worden gehouden met de drempel- en maximumbedragen van artikel 6.39, eerste lid, Wet IB 2001.
Lees het kennisgroepstandpunt.
|