#2
Aanleiding: Een belastingplichtige richt dochtervennootschap D op en stort daarin € 100 kapitaal. Met dit kapitaal verwerft D vervolgens van derden alle aandelen in KD voor een prijs van € 100. KD houdt op haar beurt alle aandelen in AKD. De waarde van KD van € 100 is in zijn geheel te relateren aan het aandelenbelang in AKD. Na enkele jaren vervreemdt KD alle aandelen in AKD aan een derde voor € 10. Later wordt D ontbonden en de vereffening voltooid. De liquidatie-uitkering die hieruit voortvloeit bestaat uitsluitend uit de deelneming in KD, die op dat moment een waarde in het economische verkeer heeft van € 10. Kort hierna wordt ook KD ontbonden en vereffend. De hiermee verband houdende liquidatie-uitkering aan de belastingplichtige bedraagt € 10, namelijk de bij de verkoop van AKD ontvangen contanten. Schematisch kan het voorgaande als volgt worden weergegeven.
Vraag: Wat is in deze casus ten aanzien van de ontbinding en voltooide vereffening van KD de omvang van het door de belastingplichtige in aanmerking te nemen liquidatieverlies, zoals bedoeld in artikel 13d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969)?
Antwoord: Het bij de belastingplichtige in aanmerking te nemen liquidatieverlies ten aanzien van de ontbinding en voltooide vereffening van KD bedraagt € 90, mits aan de overige voorwaarden van de liquidatieverliesregeling wordt voldaan. Het voor KD opgeofferde bedrag bedraagt namelijk € 100 als gevolg van het van toepassing zijn van artikel 13, zevende en negende lid, Wet Vpb 1969, bij de ontbinding en vereffening van D. De liquidatie-uitkering bij de ontbinding en vereffening van KD bedraagt € 10, waarmee het liquidatieverlies € 90 bedraagt.
Bij de ontbinding en vereffening van KD mist artikel 13d, zevende lid, Wet Vpb 1969, toepassing, doordat de waardedaling van AKD zich heeft voorgedaan voordat KD door de belastingplichtige werd verkregen.
Lees het kennisgroepstandpunt.
|