19 maart 2024 Bekijk online
RULINGS&POLICY
Ontsluit rulings & kennisgroepstandpunten

Deze week 7 nieuwe kennisgroepstandpunten en twee andere documenten:

1. Kennisdocument aan- en verkoopkosten deelneming (hier);

2. Handleiding voorkoming van dubbele belasting voor inkomsten van artiesten en sporters in de Vennootschapsbelasting (hier).

Ten aanzien van het Kennisdocument schreef ik eerder (hier):

"Al eerder is mij opgevallen dat de Belastingdienst moeite heeft met het toepassen van een ‘conditio sine qua non’. Ook in dit document wordt daar weer mee gegoocheld. Specifiek de verhouding December I Arrest en December II Arrest is een knap staaltje creatieve interpretatie."

Dat heeft in het bijzonder betrekking op de volgende passage (p. 8 & 9):

"De Hoge Raad stelt in rechtsoverweging 2.5.2 van het December-I-arrest expliciet dat zowel interne als
externe kosten onder het aftrekverbod kunnen vallen. Deze opvatting sluit aan bij de wetgeschiedenis waarin wordt aangegeven dat ook interne uitgaven tot de aan- of verkoopkosten kunnen behoren. Naar de mening van de Kennisgroep gaat het hierbij om alle interne kosten. Het gaat dus niet alleen om bijvoorbeeld additionele loonkosten (betaalde overuren) in verband met een overname, maar ook om de ‘reguliere’ loonkosten voor de werkzaamheden in verband met of opgeroepen door een overname. Deze reguliere loonkosten houden namelijk een rechtstreeks oorzakelijk verband met de verwerving of de vervreemding omdat zij nuttig zijn om tot de verwerving of vervreemding te komen. Niet gezegd kan worden dat deze kosten in generlei opzicht kunnen bijdragen aan de totstandkoming van de verwerving of vervreemding. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld een deel van de salariskosten van onder andere de M&A-afdeling, de controller en de CFO. Deze kosten zijn dus niet aftrekbaar omdat deze kosten hoe dan ook zouden zijn gemaakt. Het gaat erom of de (salaris)kosten toerekenbaar zijn aan de werkzaamheden met betrekking tot de verwerving of vervreemding van de deelneming. Dat deze werkzaamheden intern plaatsvinden of extern worden ingekocht is dus niet relevant."

Er wordt meermaals verwezen naar het December I Arrest en December II Arrest. In December I overweegt de Hoge Raad:

"2.5.1. Op grond van artikel 13, lid 1, van de Wet blijven bij het bepalen van de winst “buiten aanmerking de voordelen uit hoofde van een deelneming, alsmede de kosten ter zake van de verwerving of de vervreemding van die deelneming”. De bewoordingen van deze bepaling en in het bijzonder de daarin voorkomende zinsnede “ter zake van” maken duidelijk dat een bepaalde kostenpost alleen onder de deelnemingsvrijstelling valt indien een verband bestaat tussen die kostenpost en de verwerving of de vervreemding van een deelneming. Bij gebrek aan nadere tekstuele of wetshistorische aanwijzingen voor de beantwoording van de vraag welk verband vereist is, hanteert de Hoge Raad hiervoor de maatstaf van een rechtstreeks oorzakelijk verband. Kosten moeten worden aangemerkt als kosten ter zake van de verwerving of de vervreemding van een deelneming, indien zij worden opgeroepen door de verwerving of de vervreemding van de desbetreffende deelneming, in die zin dat de kosten zonder die verwerving of die vervreemding niet zouden zijn gemaakt. De aanwezigheid van een zodanig verband dient naar objectieve maatstaven te worden beoordeeld."

In het December II Arrest overweegt de Hoge Raad:

"4.4.1 In het vereiste rechtstreekse oorzakelijke verband dat de kosten moeten worden opgeroepen door de vervreemding (zoals hiervoor in 4.3 omschreven), ligt de voorwaarde besloten dat die kosten een zodanig oorzakelijk verband met de vervreemding houden dat zij zijn gemaakt omdat zij – objectief bezien – nuttig of nodig zijn om tot die vervreemding te komen. Ter verduidelijking daarvan is in het arrest van 7 december 2018 toegevoegd dat de kosten anders, dus zonder die (beoogde) vervreemding, niet zouden zijn gemaakt. Dit hiervoor bedoelde rechtstreekse oorzakelijke verband ontbreekt bij kosten die – weliswaar – niet zouden zijn gemaakt als de vervreemding niet zou hebben plaatsgevonden maar die overigens in generlei opzicht kunnen bijdragen aan de totstandkoming van die vervreemding. Dergelijke uitgaven staan niet in een rechtstreeks oorzakelijk verband tot de vervreemding in de hiervoor in 4.3 bedoelde zin. Zij zijn niet nuttig of nodig om tot die vervreemding te komen."

Het gaat mij om de hierboven onderstreepte tekst. Hieruit volgt naar mijn mening dat aan twee cumulatieve voorwaarden moet worden voldaan. Ten eerste moet sprake zijn van kosten die zonder de transactie niet zouden zijn gemaakt (conditio sine qua non). Ten tweede moeten de kosten nuttig zijn. De Belastingdienst lijkt het als alternatieve voorwaarden te zien:

"Deze reguliere loonkosten houden namelijk een rechtstreeks verband met de verwerving of vervreemding omdat zij nuttig zijn om tot de verwerving of vervreemding te komen."

De redenering van de Belastingdienst lijkt mij op z'n best een 'a contrario'-redenering.

Kennisgroepstandpunte #1 en #2 gaan ook over de deelnemingsvrijstelling, respectievelijk proceskosten in het kader van een W&I-verzekering en valutaresultaten in het kader van een voorgenomen kapitaalstorting. Kennisgroepstandpunt #6 betreft de toepassing van de vereenvoudigde ABC-levering als de goederen op de stoep van D belanden.

Dank voor het lezen!

Deelnemingsvrijstelling

#1

Aanleiding: Een belastingplichtige heeft een deelneming verworven. Tegelijkertijd met de verwerving is door belastingplichtige een zogenoemde Warranty & Indemnity-verzekering (hierna: W&I-verzekering) afgesloten bij een externe verzekeraar. Deze koperspolis biedt de belastingplichtige dekking voor schade die ontstaat als gevolg van een inbreuk op de door de verkoper afgegeven garanties bij de verwerving van de deelneming. Op enig moment dient belastingplichtige een claim in bij de verzekeraar vanwege een vermeende schending van de garanties door de verkoper. De claim wordt door de verzekeraar afgewezen. Deze afwijzing leidt tot een juridische procedure. Belastingplichtige wordt in het ongelijk gesteld en wordt bovendien veroordeeld tot het vergoeden van de door de verzekeraar gemaakte proceskosten.

Vraag: Zijn de proceskosten die de belastingplichtige heeft gemaakt en de proceskosten die zij moet vergoeden aan te merken als kosten ter zake van de verwerving van een deelneming in de zin van artikel 13, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969)?

Antwoord: Nee. De proceskosten zijn niet aan te merken als kosten ter zake van de verwerving van een deelneming in de zin van artikel 13, eerste lid, Wet Vpb 1969. Uit het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1793, volgt dat het vereiste rechtstreeks oorzakelijke verband tussen de proceskosten en de verwerving van de deelneming ontbreekt. Het aftrekverbod van artikel 13, eerste lid, Wet Vpb 1969 is niet van toepassing.

Lees het kennisgroepstandpunt.

#2

Aanleiding: Een belastingplichtige verwerft een deelneming die een andere functionele valuta hanteert dan belastingplichtige. Belastingplichtige heeft het voornemen om kapitaal te storten in de overgenomen deelneming, in de functionele valuta van deze deelneming. Aan dit voornemen zal in meerdere tranches verspreid over een aantal jaar uitvoering worden gegeven. Om de valutakoers van de te verrichten kapitaalstortingen te fixeren worden in de periode voorafgaand aan de daadwerkelijke kapitaalstortingen afdekkingsinstrumenten afgesloten. Een eerste afdekkingsinstrument is afgesloten vóórdat een beroep is gedaan op de goedkeuring die is opgenomen in onderdeel 1.7.4 (hierna: 1.7.4-goedkeuring) van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 9 maart 2020, nr. 2020- 0000000002 (hierna: Besluit DVS). Opvolgende afdekkingsinstrumenten worden afgesloten nadat een beroep is gedaan op de hiervoor genoemde goedkeuring.

Vragen: 

1. Kan de 1.7.4-goedkeuring worden toegepast in verband met een voorgenomen kapitaalstorting ter zake waarvan een afdekkingsinstrument is afgesloten?

2. Kan de 1.7.4-goedkeuring worden toegepast in verband met een voorgenomen kapitaalstorting ter zake waarvan een afdekkingsinstrument is afgesloten vóórdat het verzoek om toepassing van de goedkeuring is gedaan?

3. Is een succesvol beroep op de 1.7.4-goedkeuring nog mogelijk ten aanzien van de opvolgende afdekkingsinstrumenten nu één afdekkingsinstrument afgesloten is vóórdat het verzoek om toepassing van deze goedkeuring is gedaan?

Antwoorden:

1. Ja. Er kan ook bij een afdekkingsinstrument ter zake van een voorgenomen kapitaalstorting een beroep worden gedaan op deze goedkeuring.

2. Nee. Nu het verzoek niet is gedaan vóórdat het afdekkingsinstrument is afgesloten kan geen succesvol beroep worden gedaan op de 1.7.4-goedkeuring ten aanzien van dit afdekkingsinstrument.

3. Ja. Als het verzoek is gedaan vóórdat de opvolgende afdekkingsinstrumenten zijn afgesloten kan voor die afdekkingsinstrumenten (wel) een beroep worden gedaan op 1.7.4-goedkeuring. Hieraan staat niet in de weg dat voor één van de eerder afgesloten afdekkingsinstrumenten niet tijdig een verzoek op de 1.7.4-goedkeuring is gedaan.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Onroerende zaken

#3

Aanleiding: Een belastingplichtige is kwalificerende buitenlandse belastingplichtige en heeft op 1 maart een woning in zijn woonland gekocht. De juridische levering van de woning, de eigendomsoverdracht, is pas op 1 juni. Op 1 maart komt de belastingplichtige bij de lokale notaris voor het tekenen van de koopovereenkomst en gaat meteen een annuïtaire schuld bij een buitenlandse bank aan. De belastingplichtige moet op dat moment al bepaalde verwervingskosten (bijvoorbeeld notaris-, makelaars- en overdrachtskosten) betalen. Voor het betalen van deze verwervingskosten neemt hij een bedrag op uit de schuld. Het restant van de schuld neemt de belastingplichtige op 1 juni op bij de juridische levering van de woning. In de overeenkomst van geldlening staat het volgende:

- de aanvang van aflossing van de schuld vindt pas plaats vanaf het moment dat de gehele schuld is opgenomen (moment juridische levering woning);

- tot aanvang van de eerste aflossing is alleen rente over het opgenomen bedrag verschuldigd;

- vanaf het moment van aanvang van aflossing van de schuld wordt de looptijd van de schuld van 360 maanden verlengd met de verstreken looptijd tussen het moment van aangaan van de schuld (1 maart) en het begin van de aflossing (1 juni), in casu drie maanden;

- de periode waarin de gehele schuld wordt afgelost, is 360 maanden.

Vraag: Kwalificeert de gehele schuld als eigenwoningschuld en zo ja, vanaf wanneer?

Antwoord: Ja, de gehele schuld kwalificeert vanaf 1 juni als eigenwoningschuld.

Lees het kennisgroepstandpunt.

#4

Aanleiding: Een belastingplichtige is kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Hij gaat een annuïtaire schuld bij een buitenlandse bank aan voor de bouw van een nieuwbouwwoning dan wel voor de verbouwing van een bestaande woning. Het gehele bedrag van de schuld wordt direct op een nieuwbouw- of verbouwingsdepot gestort. Bij het afsluiten van het nieuwbouw- of verbouwingsdepot is voor de nieuwbouwwoning of bestaande woning sprake van een eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

In de overeenkomst van geldlening staat het volgende:

- de schuld wordt aangegaan voor een looptijd van 360 maanden;

- de aanvang van aflossing van de schuld vindt plaats na 24 maanden;

- tot aanvang van de eerste aflossing is alleen rente over het opgenomen bedrag verschuldigd; de periode waarin de gehele schuld wordt afgelost, is 336 maanden.

Vraag: Kwalificeert de schuld als eigenwoningschuld en zo ja, vanaf wanneer?

Loonheffing algemeen

#5

Aanleiding: De Kennisgroep loonheffing algemeen heeft op 7 maart 2023 een standpunt gepubliceerd over de vaste reiskosten- en thuiswerkvergoeding bij ouderschapsverlof. Dit standpunt geeft een concrete invulling aan het begrip ‘in de regel’, zoals opgenomen in artikel 31a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964). De beoordeling of een werknemer in de regel reist naar een vaste plaats van werkzaamheden vindt plaats per aanleiding en op kalenderjaarbasis.

Vraag: Is sprake van een nieuwe aanleiding binnen het kalenderjaar als een werknemer ouderschapsverlof opneemt, nadat hij (aanvullend) geboorteverlof heeft opgenomen?

Antwoorden: Ja, tenzij zich een situatie voordoet van aaneengesloten verlof.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Omzetbelasting OVI

#6

Aanleiding: A Polen Sp.z.o.o. (hierna: A) is gevestigd in Polen. B Nederland BV (hierna: B) is gevestigd in Nederland en beschikt over een Nederlands btw-identificatienummer. C Frankrijk SA (hierna C) en D Frankrijk SA (hierna D) zijn beiden gevestigd in Frankrijk.

Na 1 januari 2020 zijn de partijen A, B, C en D betrokken bij een keten van opeenvolgende goederenleveringen. Die keten is als volgt. A levert goederen aan B. B levert dezelfde goederen vervolgens aan C die op zijn beurt dezelfde goederen aan D levert. De geleverde goederen worden in opdracht van B direct vanuit Polen naar het bedrijfsadres van D in Frankrijk vervoerd. Schematisch kan de leveringsketen als volgt worden weergegeven.

B is niet in Frankrijk geregistreerd voor btw-doeleinden. B verstrekt zijn Nederlandse btw-identificatienummer aan A ten behoeve van de goederenlevering van A aan B. C is geregistreerd in Frankrijk voor btw-doeleinden.

B wenst op de transactie de vereenvoudigde ABC-regeling in de zin van artikel 141 van de btw-richtlijn toe te passen, zodat de verwerving van B niet aan Nederlandse btw is onderworpen vanwege een zogenoemde nummerverwerving.

Vraag: Is op de keten van opeenvolgende leveringen van A aan B en vervolgens van B aan C de vereenvoudigde ABC-regeling in de zin van artikel 141 van de btw-richtlijn van toepassing?

Antwoord: Ja, op de keten van opeenvolgende leveringen van A aan B en vervolgens van B aan C is de vereenvoudigde ABC-regeling in de zin van artikel 141 van de btw-richtlijn van toepassing. Het feit dat de goederen direct worden verzonden naar het bedrijfsadres van D in plaats van het bedrijfsadres van C staat de toepassing van artikel 141 van de btw-richtlijn niet in de weg. De vereenvoudigde ABC-regeling is van toepassing, tenzij partij C aan partij B aangeeft dat Frankrijk deze vereenvoudiging niet toepast.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Belastingplicht & kwalificatie rechtsvormen

#7

Aanleiding: De kwalificatie vindt plaats in verband met de belastingheffing ten aanzien van een Nederlandse belastingplichtige met een belang in een (subfonds van een) Singaporese Variable Capital Company (hierna: VCC).

Vragen:

1. Kwalificeert een VCC opgericht naar het recht van Singapore, voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969), de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965) en de Wet bronbelasting 2021 (hierna Wet BB 2021) als een niet-transparant lichaam of als een transparant samenwerkingsverband?

2. Een VCC kan één of meerdere subfondsen hebben, waaraan de paraplu-VCC (‘umbrella VCC’) vermogensbestanddelen kan alloceren. Kan een dergelijk subfonds voor de toepassing van Wet Vpb 1969, Wet IB 2001, Wet DB 1965 en Wet BB 2021 worden gezien als een zelfstandig te kwalificeren samenwerkingsverband?

Antwoorden:

1. Een VCC opgericht naar het recht van Singapore kwalificeert voor Wet Vpb 1969, Wet IB 2001, Wet DB 1965 en Wet BB 2021 als een kapitaalvennootschap, zijnde een niet-transparant lichaam.

2. Eventuele ‘subfondsen’ zijn onderdeel van de niet-transparante VCC en vormen derhalve geen afzonderlijk te kwalificeren samenwerkingsverbanden. Uit de civiele wetgeving (en overigens ook uit de statuten en bijhorende stukken van de onderhavige paraplu- VCC en subfonds) volgt dat een investering in een specifiek subfonds de vorm heeft van een rechtstreeks aandelenbelang in de paraplu- VCC waarbij de aandelen recht geven op de rendementen uit het betreffende subfonds.

Lees het kennisgroepstandpunt.

Heb je deze nieuwsbrief doorgestuurd gekregen en wil je deze in het vervolg zelf direct ontvangen? Of wil je ook de nieuwsbrief met nieuwe rulings ontvangen? Abonneer via onderstaande knop!

Abonneer!
Uitschrijven   |   Beheer je abonnement


Copyright © 2023 Maurits Vedder. Alle rechten voorbehouden. Dit bericht bevat geen belastingadvies. Voor zover er standpunten worden ingenomen in berichten zijn dat de persoonlijke standpunten van de schrijver. Hetzelfde geldt voor spel- en stijlfouten, en stomme grappen.